![]() |
Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethoden en operationalisatie
In hoofdstuk twee is tevens de veronderstelling geformuleerd dat de websites van bedrijven gebruik maken van de website-eigenschappen toegankelijkheid, multimedialiteit, inter-activiteit en personalisatie. De website-eigenschappen zijn voor dit onderzoek gedefinieerd zoals Van Gool en Van der Weijden (2003) deze eigenschappen definiëren. In tabel 2 zijn deze definities samengebracht.
Aangezien in de definitie van toegankelijkheid drie concrete onderdelen gegeven zijn die bijdragen aan de toegankelijkheid van een website is ervoor gekozen om alle website-eigenschappen te operationaliseren aan de hand van drie onderdelen. Dit zijn onderdelen die van belang kunnen zijn voor de arbeidsmarkt en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van on-line communicatie omvatten. De operationele definities van deze onderdelen zijn in tabel 3 vermeld. Met deze definities is het mogelijk in kaart te brengen in hoeverre bedrijven invulling geven aan de website-eigenschappen middels deze onderdelen.
In tabel 3 is aangegeven naar welke onderdelen per website-eigenschap is gekeken bij de beoordeling van de website. Per onderdeel kon een website een punt verdienen. Voor de onderdelen van de website-eigenschappen kon de website maximaal twaalf punten krijgen. 3.2.3 Uitvoering van de inhoudsanalyse De onderzoeker heeft per website 17 vragen beantwoord (vijf voor de informatie-elementen en twaalf voor de website-eigenschappen). Deze vragen konden beantwoord worden met ‘ja’ en ‘nee’. Voor elke vraag die positief beantwoord werd kreeg een website een punt en voor elke vraag die negatief beantwoord werd kreeg de website nul punten. Iedere website kreeg hierdoor uiteindelijk een eindscore variërend van 0 tot 17. Het overzicht van alle vragen die gesteld zijn voor de inhoudsanalyse evenals de argumenten waarom een vraag positief of negatief beantwoord wordt zijn terug te vinden in bijlage 1. Dit zijn vragen als:
De website met de meeste punten, gemiddelde punten en de website met de minste punten zijn meegenomen in het Drie-Stappen Test-Interview, omdat verwacht werd dat de onderlinge verschillen tussen deze websites dusdanig waren, dat ook de respondenten in het DSTI verschillen konden constateren. 3.2.4 Beperkingen van de inhoudsanalyse De hierboven beschreven inhoudsanalyse brengt een aantal beperkingen met zich mee. In de eerste plaats zijn de resultaten van deze inhoudsanalyse algemeen van aard. Hierdoor is het mogelijk een algemeen idee te krijgen van welke informatie bedrijven communiceren via hun website en welke website-eigenschappen zij hiervoor gebruiken. Het is echter niet mogelijk inzage te geven in specifieke verschillen tussen de websites. Een gescoord punt op het element 'organisatie' van de ene website is bijvoorbeeld niet inhoudelijk te vergelijken met een punt op het element 'organisatie' van de andere website. De scores geven slechts aan dat beide websites informatie over de organisatie verschaffen. Een tweede beperking is dat de geformuleerde vragen nooit uitputtend zijn. Er zijn bijvoorbeeld nog meer zaken van toepassing op de toegankelijkheid van een website dan de 'navigatie', 'zoekfunctie' en 'veel gestelde vragen', zoals de 'leesbaarheid' van een website (Vroom, 2002). Echter, per website-eigenschap zijn drie onderdelen geoperationaliseerd die alle een duidelijke bijdrage aan de betreffende website-eigenschap leveren. Aan de hand van die onderdelen was het mogelijk het gebruik van de website-eigenschappen op de verschillende websites met elkaar te vergelijken. Ten derde kunnen andere factoren van invloed zijn op de beoordeling van een onderdeel van een website-eigenschap. Zo kunnen bijvoorbeeld het lettertype (Vroom, 2002) en de lay-out (Buchanan Jr. en Lukaszewski, 1997) mede bepalend zijn voor een goede navigatie. Echter ook hier geldt dat de onderdelen van de website-eigenschappen die voor dit onderzoek geformuleerd zijn slechts een eerste onderscheid tussen de verschillende websites opleveren. Een vierde beperking is dat ondernemingen op het onderdeel 'visuele ondersteuning' allemaal een punt scoren. Immers, elke website maakt wel in enige mate gebruik van visuele ondersteuning. Visuele ondersteuning is toch als apart onderdeel benoemd omdat het een belangrijk onderdeel vormt van de multimedialiteit van een website. Een vijfde beperking van dit onderzoek is dat websites voortdurend veranderen. Hierdoor kunnen de resultaten van deze inhoudsanalyse verschillen met resultaten die op dezelfde wijze, maar op een later tijdstip gegenereerd worden. De vragen die gesteld zijn kunnen uiteraard in een ander onderzoek opnieuw beantwoord worden. Hierdoor ontstaat ten tijde van dat onderzoek een actueel beeld. Tot slot is het goed te constateren dat het onderzoek nu is uitgevoerd zonder tussenkomst van de bedrijven van de websites. Zodra men echter een uitgebreide inhoudsanalyse van websites van bedrijven maakt, is het aan te raden wel contact op te nemen met deze organisaties. Wellicht bestaan er redenen voor het al dan niet plaatsen van informatie op de website, of bijvoorbeeld het wel of niet bieden van interactiemogelijkheden. 3.3 Drie-Stappen Test-Interview Bij het tweede onderzoek is de methode van het Drie Stappen Test-Interview (DSTI) gevolgd. Hak & Muller (2000) beschrijven het DSTI als "een effectief en gemakkelijk uitvoerbaar alternatief voor observatie. Het DSTI is een combinatie van observatie en interview waarbij de resultaten van het interview meer direct gekoppeld zijn aan het daadwerkelijke gebruik van het product" (Hak & Muller, 2000, pp. 8-9). De drie door de inhoudsanalyse geselecteerde websites vormden in dit geval het product van het DSTI. Met het DSTI is in drie stappen vastgesteld aan welke informatie-elementen potentiële werknemers (de respondenten) behoefte hebben en welke website-eigenschappen zij van belang vinden. Het DSTI bestaat uit de volgende stappen: de observatiefase, de reconstructiefase en het diepte-interview. Om de website-eigenschappen en de informatie-elementen die in het DSTI gemeten zijn zo concreet mogelijk te operationaliseren en de werkwijze van het DSTI te testen zijn eerst twee test-DSTI's uitgevoerd. Voor de test-DSTI's en voor de reguliere DSTI's zijn dezelfde stappen doorlopen. 3.3.1 Stappen in het onderzoeksproces Hieronder staat per stap beschreven hoe een Drie-Stappen Test-Interview in het algemeen uitgevoerd wordt. Stap 1: Observatiefase De eerste stap is de observatiefase. Tijdens de observatiefase wordt aan respondenten een product voorgelegd waarmee zij een taak uit moeten voeren. Respondenten worden hierbij aangemoedigd om 'hardop te denken'. Het gaat hierbij om woordelijke reacties. Fysieke reacties worden in het onderzoek niet meegenomen. In principe krijgen respondenten alle vrijheid (Hak & Muller, 2000). Stap 2: Reconstructiefase Nadat de taak is uitgevoerd, reconstrueren de onderzoeker en de respondent samen welke afzonderlijke handelingen zijn verricht en waarom deze in die volgorde zijn uitgevoerd. Het uitgangspunt voor deze reconstructie wordt gevormd door de waarnemingen van de onderzoeker tijdens de observatiefase en het hard-op denken van de respondent (Hak & Muller, 2000). Stap 3: Diepte-interview In deze stap worden via de traditionele interviewmethode gegevens verzameld over de waarderingen (meningen, gevoelens) van de respondent. Feitelijke informatie over de alledaagse context waarin de in het interview bestudeerde taak wordt uitgevoerd kunnen in deze fase achterhaald worden (Hak & Muller, 2000, p.9). Aandachtspunten bij Drie-Stappen Test-Interview Observatie is een lastige onderzoeksmethode waarmee "niet de werkelijkheid wordt zichtbaar gemaakt" (Bosch, Dijkstra, Van Hekken & Nakken, 1992, p.12). Maar observatie is een methode om uit de eerste hand kennis te verwerven, waarmee uiteindelijk wellicht regelmatigheden geconstateerd kunnen worden die anders verborgen blijven (Van de Sande, 1999, pp.147-149). Vedder (1968) heeft in zijn werk enkele punten aangehaald die van essentieel belang zijn bij observeren. Zo moet men systematisch werken, objectief blijven, nauwkeurig te werk gaan, op alle respondenten tegelijk letten, niet te snel interpreteren, kort en duidelijk formuleren en de respondent niet beïnvloeden. Deze punten worden in deze scriptie zo goed mogelijk ondervangen. Doordat gewerkt wordt met het DSTI kan men systematisch te werk gaan. Het onderzoek wordt stapsgewijs uitgevoerd, waarbij de bevindingen per stap nauwkeurig genoteerd worden. De objectiviteit van het onderzoek wordt zoveel mogelijk gewaarborgd door een duidelijke formulering van de te meten elementen. Alle informatie uit het DSTI (evenals uit de test-DSTI's) wordt opgenomen op band en kort en bondig genoteerd aan de hand van vooraf opgestelde schema's (zie: 3.3.3.). Hierdoor worden de gegevens zo nauwkeurig mogelijk na het uitvoeren van alle DSTI's geïnterpreteerd. Per DSTI heeft de onderzoeker in deze scriptie te maken met slechts één respondent die vrijgelaten wordt in zijn of haar zoekproces naar informatie op de website, waardoor de beïnvloeding minimaal is en de onderzoeker alle aandacht op deze respondent kan richten. Bosch et al. (1992) spreken over de validiteit en betrouwbaarheid van observaties. Om de observaties van het onderzoek van deze scriptie zo gestructureerd mogelijk uit te voeren zijn deze richtlijnen voor validiteit en betrouwbaarheid in acht genomen. Bij de validiteit van een onderzoek gaat het erom dat het onderzoek meet wat het wil meten. Door middel van de verschillende stappen waarin ook aan de respondenten gevraagd is wat zij zelf onder de informatie-elementen en website-eigenschappen verstaan is gedurende het onderzoek getracht de validiteit te controleren. Bij de betrouwbaarheid van een onderzoek gaat het erom dat de situatie stabiel is. Ook moet de observator stabiel zijn (Bosch et al., 1992). Alle (test-)DSTI's zijn op dezelfde locatie onder dezelfde omstandigheden afgenomen. Alle (test-)DSTI's zijn opgenomen op band waardoor de observator pas na het uitvoeren van alle DSTI's de gegevens heeft uitgewerkt wat de betrouwbaarheid bevordert. 3.3.2 De respondenten en het onderzoeksontwerp Voor de test-DSTI's en de reguliere DSTI’s van deze scriptie zijn 14 respondenten geselecteerd die in de laatste fase zitten van hun studie Communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam of deze studie recent hebben afgerond en die zich aan het oriënteren zijn op de arbeidsmarkt. Besloten is alleen communicatiewetenschappers aan het onderzoek deel te laten nemen zodat studie-achtergrond niet van invloed is op de verschillen in behoeften. Er is voor studenten gekozen omdat het aannemelijk is dat zij gewend zijn computers en internet te gebruiken en waarschijnlijk positief ten opzichte van dit medium staan. De studenten voor de test-DSTI's en de uiteindelijke DSTI's zijn in eerste instantie geworven bij het seminar 'Interpersoonlijke Communicatie in Organisaties' waaraan voornamelijk studenten deelnemen die in de laatste fase van hun studie zitten. Drie mensen wilden meewerken. Vervolgens zijn in de computerzaal op het Bushuis in Amsterdam (computerzaal voor de communicatiewetenschappers van de UvA) zes mensen gevonden die bereid waren mee te werken. Om aan de vijf overige respondenten te komen is aan de eerste groep gevraagd of zij mensen kenden die aan dezelfde criteria voldeden als zijzelf (qua studie en fase van de studie) en die wilden meewerken aan het onderzoek. Nadat hiermee het totaal van 14 respondenten bereikt was, zijn twee respondenten ingezet voor de uitvoering van de test-DSTI's. De test-DSTI's zijn uitgevoerd met twee vrouwen. De reguliere DSTI's zijn afgenomen bij zes mannen en zes vrouwen. Zowel de test-DSTI's als de uiteindelijke DSTI's zijn uitgevoerd in een onderzoeksruimte van 'Jungle Rating' in de periode van 14 oktober 2003 tot en met 27 november 2003. Bij de reguliere DSTI's zijn de geselecteerde websites één voor één aan de 12 respondenten gepresenteerd volgens het onderstaande onderzoeksontwerp (zie: figuur 3).
Vanwege mogelijke 'primacy' en 'recency' effecten (Aronson, 1996) is gekozen voor een wisselende volgorde van vertoning van de websites. Het eerste effect, het primacy effect, beoogt het fenomeen dat wanneer alle omstandigheden verder gelijk zijn, de eerste vertoning van in dit geval een website, effectiever is dan de websites die volgen, met als argument dat men tijdens de eerste vertoning de meeste aandacht heeft. Het recency effect beoogt het effect dat wanneer alle omstandigheden gelijk zijn de laatste vertoning effectiever is, met als argument dat men de laatste meer onthoudt en de eerdere vervagen. Welk effect op welk moment optreedt is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de tijd waarin het een en ander plaatsvindt (Aronson, 1996). Om beide effecten tegen te gaan is gekozen voor het onderzoeksontwerp uit figuur 3. Elke volgorde is zowel aan een man als aan een vrouw voorgelegd. Voor aanvang van elk test-DSTI en ieder regulier DSTI is een vragenlijst aan de respondenten gegeven waarmee een profielschets van de respondenten gemaakt is. Gevraagd is naar leeftijd, geslacht, fase van de studie, afstudeerrichting en gewenst beroep (zie: bijlage 2). 3.3.3 Operationalisatie test-DSTI Voor de uitvoering van het daadwerkelijk DSTI zijn twee test-DSTI uitgevoerd. In hoofdstuk twee is verondersteld dat potentiële werknemers behoefte hebben aan informatie over de organisatie, functies, arbeidsvoorwaarden, toekomstperspectieven en de internationale mogelijkheden bij de organisatie. Deze informatie-elementen zijn voor het test-DSTI op basis van de theorie uitgewerkt. In tabel 4 staan de definities.
In hoofdstuk twee is ook de veronderstelling geformuleerd dat toegankelijkheid, multimedialiteit, interactiviteit en personalisatie de website-eigenschappen zijn die voor potentiële werknemers van belang zijn bij on-line communicatie. De definities van de website-eigenschappen en de verschillende onderdelen staan in tabel 5 en 6. Deze definities komen overeen met de definities van (de onderdelen van) de website-eigenschappen die gebruikt zijn in de inhoudsanalyse.
Observatiefase test-DSTI Tijdens de observatiefase van het test-DSTI is aan respondenten gevraagd plaats te nemen achter een computer. Per website is aan respondenten de volgende case voorgelegd: Stelt u voor, u bent op zoek naar een baan bij onderneming X (van de beste website, gemiddelde website en slechtste website). U heeft een computer met internet tot uw beschikking. Naar welke informatie gaat u op zoek, welke stappen onderneemt u en wat vindt u van belang op een website? Door middel van de observatiefase probeert de onderzoeker te achterhalen welke informatie-elementen respondenten spontaan zoeken of bespreken en welke onderdelen van de website-eigenschappen respondenten spontaan gebruiken en bespreken (tabel 4 en 6). Per informatie-element en onderdeel van een website-eigenschap is een notitieschema opgesteld. Aan de hand hiervan kon de onderzoeker noteren welke elementen en onderdelen gezocht en/of besproken zijn. In figuur 4 en 5 staan voorbeeldschema’s van het informatie-element ‘organisatie’ en een onderdeel van een website-eigenschap, in dit geval de navigatie. De onderverdeling van het informatie-element komt voort uit de operationele definitie van het informatie-element. Informatie-element: Organisatie
Tijdens de observatiefase van het test-DSTI worden specifieke opmerkingen over de informatie-elementen of de onderdelen van de website-eigenschappen genoteerd. Ook kan het zijn dat respondenten gebruik maken van andere onderdelen van een website of spreken over informatie die niet onder de geformuleerde informatie-elementen valt. Deze opmerkingen en nieuwe constateringen worden in de reconstructiefase van het test-DSTI met de respondenten besproken. Reconstructiefase test-DSTI Tijdens de reconstructiefase van het test-DSTI is aan de respondenten gevraagd of zij behoefte hadden aan de door hen gezochte informatie-elementen en of zij belang hechtten aan de gebruikte onderdelen van de website-eigenschappen. Tevens is gevraagd of zij deze elementen en onderdelen op een goede manier op de website weergegeven vonden. Alle informatie-elementen en onderdelen van de website-eigenschappen die niet 'spontaan' door de respondenten gebruikt zijn maar wel voor dit onderzoek geformuleerd zijn, zijn ook in deze reconstructiefase besproken. Hierbij is echter niet achterhaald of de respondenten het element of onderdeel op een juiste manier weergegeven vinden, aangezien ze er geen gebruik van gemaakt hadden. Ook de bevindingen van de reconstructiefase zijn in schema’s genoteerd. In figuur 6 en 7 staan hier voorbeelden van. Informatie-element: Organisatie
Onderdeel website-eigenschap: Navigatie
De schema’s van de overige informatie-elementen en onderdelen van de website-eigenschappen zijn terug te vinden in bijlage 3. Diepte-interview test-DSTI In het diepte-interview van het test-DSTI is allereerst getracht respondenten de informatie-elementen en website-eigenschappen die reeds in de observatiefase en de reconstructiefase besproken zijn, te laten beoordelen voor de verschillende websites. Vervolgens is gevraagd een cijfer aan de totale website te geven en zijn twee vragen over de desbetreffende onderneming gesteld. Hierna is aan de respondenten gevraagd de onderzochte informatie-elementen en website-eigenschappen naar eigen inzicht te formuleren. Tot slot is een aantal vragen gesteld ten aanzien van het medium internet om zo feitelijke informatie over de alledaagse context waarin de respondenten gebruik maken van dit medium te bestuderen. Beoordeling specifieke websites De beoordeling van de informatie-elementen op een specifieke website is door middel van de volgende vragen achterhaald:
De beoordelingen van de toegankelijkheid, multimedialiteit, interactiviteit en personalisatie van een specifieke website zijn door middel van de volgende vragen achterhaald:
Vervolgens is per website aan respondenten gevraagd de website op het gebied van on-line arbeidsmarktcommunicatie te beoordelen met een cijfer op de schaal van een tot 10. Dit had als doel een vergelijking te kunnen maken tussen de beoordelingen van de verschillende websites per respondent. Op die manier kon achteraf achterhaald worden wat van invloed zou kunnen zijn op de verschillen in beoordeling. In de psychologie zijn verscheidene onderzoeken gedaan naar de invloed van vooroordelen op beoordelingen en meningen van mensen (Aronson, 1996, pp. 295-354). Hierdoor is de gedachte ontstaan dat respondenten wellicht in dit geval een website beter of slechter beoordelen naar mate zij positiever of negatiever ten aanzien van de onderneming van de website staan. Om te kunnen checken of dit bij het onderzoek van deze scriptie het geval was is een tweetal vragen gesteld om de mening van de respondent over de onderneming van de website te peilen.
Aan het einde van het diepte-interview is ten aanzien van de beoordeling van de specifieke websites gevraagd of respondenten nog een keer samenvattend willen zeggen welke website zij de beste van de drie vonden en op basis waarvan. Op grond van hun argumentatie kon inzicht worden verkregen in de verschillen tussen de beoordelingen van respondenten. Formulering van de informatie-elementen en de website-eigenschappen In het diepte-interview is ook aan respondenten gevraagd de informatie-elementen naar eigen inzicht te formuleren. Hieronder staan de vragen die daarbij gesteld zijn.
Daarna is aan de respondenten gevraagd de website-eigenschappen naar eigen inzicht te formuleren, aan de hand van de volgende vragen:
Respondenten over internet Om te achterhalen of de aanname die in paragraaf 3.3.2 gedaan wordt, namelijk dat studenten regelmatig gebruik maken van het internet en hier positief tegenover staan bevestigd wordt, is een aantal vragen ten aanzien van het medium internet gesteld. Tevens kon op deze manier achterhaald worden of het internet dat nu gebruikt is vanwege de case van dit onderzoek, in de alledaagse context van de respondenten ook gebruikt zou worden. De vragen die hierbij gesteld zijn staan hieronder weergegeven.
3.3.4 Uitvoering test-DSTI Voor de test-DSTI's zijn twee vrouwen geïnterviewd die beide bezig waren met hun scriptie. De ene respondent van 24 jaar studeert 'Commerciële Communicatie en Voorlichting'. Zij gaf aan als beroep iets met public relations te willen gaan doen. De andere respondent van 25 jaar studeert 'Communicatie en Organisaties' en gaf als toekomstig beroep communicatieadviseur op. Voor de test-DSTI’s zijn de drie stappen doorlopen om de informatie-elementen en website-eigenschappen zoals die gedefinieerd zijn in tabel 4, 5, en 6 te onderzoeken. 3.3.5 Resultaten Test-Interview Door middel van het test-interview is de onderzoeksmethodiek getest. Middels de resultaten van het test-interview die hieronder per stap staan beschreven is de operationalisatie van het DSTI tot stand gekomen. Resultaten van de observatiefase test-DSTI Tijdens de observatiefase is gebleken dat de respondenten gebruikmaakten van de navigatie en spraken over de contactmogelijkheden met de organisaties. De respondenten zochten in de observatiefase alleen naar informatie over de beschikbare vacatures bij de organisaties. "Ben op zoek... naar of ze ergens vacatures hebben staan....... ja, je kan natuurlijk ook eerst.....nu, dit zou ik wel eerst bekijken. Hier staat het ook bij trouwens....er staat hier een beetje een promopraatje...Vacatures." "Ik heb nog niet zo heel veel gesolliciteerd, dus misschien dat het allemaal tegenwoordig wel via internet gaat, maar ik zou zelf toch eerder een telefoonnummer erbij willen hebben. Is misschien een beetje ouderwets, ik weet het niet, maar ik zou wel graag willen bellen. Maar dat heb ik met alles op internet." Naast de geformuleerde onderdelen van de website-eigenschappen maakte de eerste respondent gebruik van Google en spraken beide respondenten over de homefunctie van een website. "Ik denk dat ik dan in eerste instantie even op shell.nl ga kijken, misschien dat daar iets op staat (...) Nou, ik zit even te denken wat wijsheid is....misschien even gewoon zoeken. Ik ga even naar google...even kijken...ja, via google heb je dus Shell via Adecco, maar dat zijn hele specifieke dingen....dit is wel een goede denk ik...dan zou ik reageren op dit adres (adres bij de vacatures)." "Ik kan nu niet meer zomaar even terug naar de homepage van TPG (...) oh, je kan hier wel weer TPG aanklikken en dan zou je ...oh, oké, je kan wel weer terug naar die site, maar je hebt dus niet een home." Resultaten van de reconstructiefase test-DSTI De reconstructiefase heeft geen nieuwe elementen of onderdelen opgeleverd. In deze fase werd wel het belang van contact, goede navigatie en zoekfunctie benadrukt. "Waarschijnlijk moet je eerst contact zoeken en gaan ze je dan vertellen wat voor vacatures er zijn....dus ik zoek contact. Oh, er staat ook, 'u kunt uw open sollicitatie richten aan'." "Zo'n balk vind ik altijd wel fijn, dat je gewoon een paar duidelijke dingen hebt. Zijn hier ook duidelijk verschillende uitgangspunten, zoals investor relations, daar moet ik dus niet zijn....Ja, ik vind zo'n balk wel goed. (...) Oh en nog een ding wat ik goed vind... ik vind altijd zo'n zoekmachine goed. Als je geen zin hebt om het zelf uit te vinden, had je ook meteen dat kunnen doen." "Een zoekmachine vind ik altijd wel heel handig. Maar blijkbaar zit die op elke site tegenwoordig." Resultaten van het diepte-interview test-DSTI In het diepte-interview is gevraagd aan welke informatie de respondenten behoefte hebben als zij bij een onderneming willen werken. Hierop antwoordden de respondenten: "Ik wil wel achtergrond van de organisatie weten en hoe die organisatie in de maatschappij staat, dus actualiteit ook....Dan zou ik wel het een en ander willen weten over de medewerkers...en over het personeelsbeleid.....en natuurlijk de functieomschrijving en wat er kan, mag en wat niet." "Naar informatie over carrière, loopbaan, vacatures. (...) wie ze zijn en daarmee samenhangend wat ze doen en wat hun visie is, een beetje cultuur of zoiets. Hoe kijken jullie tegen dingen aan en hoe werken jullie. En ook wel een beetje hoe het opgebouwd is qua structuur. Ja, ja dat zou ik wel willen weten. En ja, toch misschien iets meer van wat, welke....ik weet niet meer bij welke site dat was, maar bij elk onderdeel van het bedrijf, van elke unit misschien iets meer informatie. Zoals bij TPG dat er ook trefwoorden bij staan. Dat is handig, dan kan je in een oogopslag zien of dat bij je past." Hieruit blijkt dat een aantal informatie-elementen bevestigd is. De gegevens uit het diepte-interview vullen de reeds geformuleerde informatie-elementen aan met informatie over de actualiteit, personeelsbeleid, visie, verschillende afdelingen, cultuur en structuur van de organisatie. Ook is gevraagd welke eigenschappen van een website in het algemeen voor de respondenten van belang waren. Hierop antwoordden de respondenten: "Duidelijke navigatie, dat je altijd weer terug kan naar de homepage, een zoekmachine, een soort van inleiding van welke site je bent, over het onderwerp, in het kort (...) en de homepage moet aanspreken en misschien een grote foto." "Sowieso niet te veel tekst, het moet een beetje rustig zijn, beetje overzichtelijk door de tekst en weinig plaatjes en bewegende dingen. En een duidelijk menu, zo'n.... Iedereen wie die site ook maar gaat bezoeken vindt wat hij zoekt, voor zowel zakelijk, als particulieren en geïnteresseerden. En er moet sowieso een mogelijkheid zijn om contact op te nemen en een 'about us' stukje, maar dat hebben de meeste sites wel. En eh...dat als je doorklikt dat het een beetje consistent is, dat het een beetje met elkaar samenhangt qua lay-out." Hieruit blijkt dat het belang van de onderdelen 'navigatie', 'zoekfunctie' en 'visuele ondersteuning' bevestigd wordt. Tevens benadrukt het eerste citaat het belang dat de respondent hecht aan een 'homefunctie'. 3.3.6 Operationalisatie DSTI De in de test-DSTI's gebruikte informatie-elementen zijn uitgebreid met een informatie-element 'eisen, wensen en voorwaarden' en een informatie-element 'sollicitatieprocedure'. Deze informatie-elementen zijn toegevoegd omdat deze ook in de inhoudsanalyse onderzocht zijn. Het informatie-element 'organisatie' is uitgebreid met de onderdelen 'actualiteit', 'personeelsbeleid', 'visie', 'verschillende afdelingen', 'structuur' en 'cultuur'. De website-eigenschappen zijn naar aanleiding van de resultaten van de test-DSTI's voor het uiteindelijke DSTI uitgebreid met de onderdelen 'homefunctie' en 'externe zoekmachine'. Aangezien uit de test-DSTI's bleek dat er nieuwe onderdelen aan de orde gesteld werden, is zowel bij de informatie-elementen als bij de website-eigenschappen een onderdeel 'anders' toegevoegd. De vragen uit het diepte-interview dat bij de test-DSTI's afgenomen was, bleken toereikend te zijn waardoor hierin geen veranderingen opgetreden zijn. Vanwege de toevoeging van de informatie-elementen 'eisen, wensen en voorwaarden' en 'sollicitatieprocedure' is het diepte-interview wel met de volgende vragen aangevuld:
De definiëring van de informatie-elementen en de onderdelen van de website-eigenschappen die met het uiteindelijke DSTI onderzocht zijn staan in tabel 7 en 8.
3.3.7 Uitvoering DSTI De respondenten die aan het DSTI hebben meegewerkt hebben voorafgaand aan dit onderzoek een vragenlijst ingevuld (zie: bijlage 2). Hiermee kon een profielschets gemaakt kon worden van de respondenten die hebben meegewerkt aan het DSTI. De resultaten van deze vragenlijst staan in tabel 9.
- CCV=Commerciële Communicatie en Voorlichting - NI=Nieuws en Informatie - CO=Communicatie en Organisaties - ME=Media Entertainment Tijdens de DSTI's zijn de informatie-elementen en de onderdelen van de website-eigenschappen (zie: tabel 7 en 8) onderzocht door de drie beschreven stappen te doorlopen en de opgestelde schema’s in te vullen. De uiteindelijke schema's en vragenlijsten van het diepte-interview voor het DSTI zijn in de bijlagen terug te vinden (zie: bijlage 3,4). De resultaten van het DSTI staan in het volgende hoofdstuk beschreven. 3.3.8 Beperkingen van het DSTI Observatie levert weliswaar natuurgetrouwe gegevens, maar deze gegevens zijn tevens afhankelijk van wat een onderzoeker noteert en observeert (Hak & Muller, 2000). In beperkte mate is dit bij het DSTI ook het geval. Daarom is geprobeerd de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek zoveel mogelijk te waarborgen (zie: 3.3.1). Aangezien er meer of andere onderdelen van invloed zijn op de informatie-elementen en website-eigenschappen is een dergelijk onderzoek nooit volledig valide en betrouwbaar. Aangenomen is dat de mening van een respondent over een onderneming van invloed zou kunnen zijn op zijn of haar beoordeling van de website. In het interview is gevraagd wat de mening van de respondent ten aanzien van de onderneming was, zodat het mogelijk was te controleren of dit van invloed was. Ook andere externe factoren kunnen van invloed zijn op de beoordeling van de website. Het feit dat niet al deze externe factoren onderzocht zijn, vormt een beperking van dit onderzoek. |